Ik ben wie ik vroeger verlangde te zijn. En tegelijk ben ik iemand die verlangd naar wie ik zou willen zijn. Snap jij hem?
En omdat ik zoveel energie, tijd, therapie en geld kwijt ben aan het verlangen, vergeet ik om te genieten van wie ik nu ben. Want ik ben mooi. Ik ben stoer. Ik ben cool, dapper, zelfredzaam, slim, creatief, inventief, adrem, sterk. Ik heb een mooie baan. Ik heb mijn eigen huis. Ik zie er leuk uit. Ik heb een paar echte vrienden.
Maar dat is lang niet altijd zo.
Ja feitelijk wel, maar zo voelt het op veel momenten niet. Want op die momenten ben ik te druk bezig met verlangen naar wie ik eigenlijk zou willen zijn: mooi, stoer, dapper, zelfredzaam, slim, creatief, inventief, adrem, sterk. En ik weet het wel, maar ik voel het te vaak niet. Niet genoeg.
Terwijl ik dit schrijf realiseer ik mij dat toen ik 17 of 18 was, ik opkeek naar mensen zoals ik nu. Mensen die zichzelf zijn en echt zijn. Mensen die durven uitkomen voor hun mening en zich niet laten raken door hun omgeving, omdat ze tevreden zijn met wie ze zijn.
Zo leek het toen tenminste.
Inmiddels weet ik dat bijna iedereen en op iedere leeftijd, nog steeds de nodige onzekerheden heeft. En dat bijna iedereen er een rol omheen fabriceerd om onze kwetsbare zelf te beschermen. Ik natuurlijk net zo.
Ik bén nu die sterke, dappere, echte vrouw die zich niet zomaar de kaas van het brood laat eten en zegt wat ze denkt en haar zaken goed voor elkaar heeft. Zo denken veel mensen om mij heen tenminste. Zo zou ook mijn vroegere zelf denken. En in tussentijd ben ik nog steeds veel energie, tijd, therapie en geld kwijt aan het verlangen naar wie ik eigenlijk zou willen zijn.
Maar sinds kort merk ik hier verandering in. “Word je dan eindelijk volwassen?” Zegt mijn moeder. “Als ik je tien jaar geleden vroeg om bij angst of onzekerheid, jezelf te vertellen dat je mooi bent en lief bent en dat je oké bent, dan zei je met je armen reoluut over elkaar: “Zo bén ik nu eenmaal, ik vóel dat zo.” En direct voelde ik mij niet erkent in mijn zelfmedelijden en ik schoot alleen nog maar verder in mijn complex. “Zie je wel, ik mag er niet zijn.”
Bizar toch, dat mijn moeder letterlijk zegt dat ik oké ben en dat het nergens voor nodig is om ergens angstig voor te zijn, en dat ik daardoor alleen maar onzekerder werd.
Ik ben nu bijna 33 en ik kan eindelijk vol overtuiging en met de tranen over mijn wangen zeggen: “Mijn moeder heeft gelijk!”
Ik huil dikke druppels bij het uitspreken van mijn nieuwe waarheid. Niet mìjn waarheid, maar dè waarheid. En al schrijvende verbaas ik mij dat de waarheid mij zo raakt. Al is het ook weer niet vreemd. Ik ken meer mensen die dat niet eens durven dénken over zichzelf. Ik snap dat. Als geen ander. Maar alsjeblieft, luister naar je moeder.
Best vreemd eigenlijk, als iedereen om mij heen zich ergens onzeker over voelt en daarmee dus als ‘niet oké’ kwalificeerd, dan is dat blijkbaar de norm. De meerderheid bepaald immers de norm. Als dat zo normaal is, waarom vindt iedereen het van zichzelf dan zo abnormaal, frusterend of onacceptabel om die onzekerheid te hebben?
Zelfs de moeders, die zo de waarheid vertellen over hun dochters of zoons, hebben zelf ook een onzekerheid. En vrienden van die moeders. Die 50 plussers die het leven kennen en voortdurend verstandige, weldoordachte keuzes lijken te maken. Ook zij hebben een diepe angst voor iets. Een angst die hen dwingt tot bepaalde keuzes, die ze rationeel gezien eigenlijk niet willen maken. En soms hebben zij dan weer een dochter die dezelfde waarheid terug geeft.
Dat besef maakt dat ik mij gelijkwaardig voel aan iedereen. Niet dat mijn angsten weg zijn, maar wel mijn gevoel van minderwaardigheid. Ik ben niet minder waard omdat ik iets minder goed of niet kan, of omdat niet iedereen mij aardig vindt. (Een enkeling).
En juist vanuit die gedachte en mijn stiekeme angst dat ook dít open verhaal over mijn kwetsbare kant afgewezen zal worden, zeg ik:
“Ik ben nu bijna 33 en ik kan eindelijk met volle overtuiging zeggen:
Mijn moeder heeft gelijk!”
(Schilderij gemaakt door: Mijn moeder!)