Kruip in jouw armen.
In jouw ogen, in jouw warmte.
Dromen over dagen, met open dak,
langs weides en fazanten.
De zon zakt, daalt en warmt.
Feromonen dwarrelen.
De schouder staat, de arm grijpt.
Grijpt, houdt en borgt.
Vingers door het haar,
De lokroep van het vrouwtje.
En de wind waait langs onze wangen.
De schouder staat, de arm grijpt.
Grijpt, houdt en borgt.
Zorgen weg, blikken blozen.
Het open dak waait.
Wolken krullen en de storm trekt,
als een warme deken over een zorgeloos bestaan.