“Aha…” Zegt Marije op de terugweg, “Nu snap ik, waarom ik Rasta Briltsje zo vaak voor mijn deur langs zie lopen. Zij is ook onderweg naar huis.” En daar zat ze, in de woonkamer. Te lezen, te luisteren en te kijken…. naar de drukte en beweging, de verbazing en onwetendheid van een groepje welvaarders. Zonder te kijken, sloeg ze een bladzijde van haar tijdschrift om. Overweldigd door onze entree, kan ik mij zo voorstellen. Nog een bladzijde. Zo goed kan ze volgens mij niet meer zien, maar om ons kan ze niet heen. Ze lijkt wat verward, afwachtend en wellicht gefascineerd door onze aanwezigheid.
De meesten zijn nog onder de indruk van ‘de slaapkamer’ van Joep en Aaron. Ik zeker. Weg van de meeste stress, de meeste zorgen, de meeste alles. Hun eigen ruimte, hun eigen plek, hun eigen rust, onder het geraas van de ringweg. Pontificaal in het midden van het meest open en onbeschutte stukje grond. Niet tegen een pilaar of ander hoekje, waar je een kant minder in de gaten hoeft te houden. Nee, volledig open en direct zichtbaar in het midden, staat bijna als vanzelfsprekend een bank met een slaapzak, een tafeltje met een fiets ernaast en een aantal tassen vol eigendommen. Alsof hij zo thuis kon komen van zijn werk en lui op de bank neer zou ploffen, met een glas wijn. Of prik.
Zou hij de dag doornemen met Aaron? Met het lawaai van over razende auto’s en vrachtwagens als achtergrondmuziek? Dat zal na een uur of twaalf vast een stuk minder zijn, maar ik zou er nog steeds niet op kunnen slapen. Toch kan ik mij ergens ook wel voorstellen dat het constante geruis van verkeer, rustgevend kan werken. Als een constante waterstroom, wanneer je je ogen dicht doet. Misschien. Maar misschien ook niet. Ik heb eigenlijk geen idee. Ik probeer mij ook maar wat voor te stellen.
Einde fietspad, voorbij de lantaarnpaal links, het muurtje over, dan de derde pilaar rechts. Een vaste slaapplaats en goed genoeg voor een bijstandsuitkering. Zij weten niet meer anders. Vroeger wel, toen waren Joep en Aaron zoals jij en ik. Maar ergens, op een zeker moment of periode, zijn Joep en Aaron een hoop kwijt geraakt en een verslaving rijker geworden. Leendert verteld hoe ook hij een regelmatig en stabiel leven leidt met zijn dagelijkse dosering Methadon en ‘wit’ en ‘bruin’. Hij had het wel bij zich, maar mocht het niet laten zien. Wel zijn ‘wit’pijpje, een kleintje. “Drie seconden en dan is het weg. Tien of twintig euro ‘wit’. Zonde eigenlijk hè.” Zegt Leendert. Maar hij kan niet meer zonder. Hij mág niet eens van de dokter, vertelt hij. Dan weet hij zeker dat hij de 60 niet meer haalt. Zoals het nu gaat, bevalt het hem prima. Hij werkt 5 dagen per week in het 12e huis en loopt nu voor de derde keer een stadswandeling van de andere kant.
Nu 4 uur en een fascinerend verhaal verder, denken we allemaal een stuk beter te begrijpen, wat een dakloze beweegt en wat een thuisloze van ons nodig zou kunnen hebben. Is dat zo? Kunnen wij welvaarders, überhaupt ook maar iets begrijpen over een dakloze die al twintig jaar buiten leeft? Die functioneert op een dagelijks ontbijt van Methadon en ‘wit’ of ‘bruin’? Iemand die zelfs van de huisarts het advies krijgt niet meer te stoppen, want dan sterft zijn lichaam?
Rasta Briltsje slaat nog een aantal ongeziene pagina’s om. Zal ik haar aanspreken? Zit ze daar op te wachten? Weet ik wat ik zou moeten zeggen? Ik zie haar. En nu toch echt anders dan 4 uur geleden. Over onze tafel gaat de thee en koffie rond. Ik zie een kleine kans. Een klein moment om te voelen hoe het is om contact te maken met een heuse dakloze. Een heuse dakloze…. Alsof ze een heel soort apart is.
‘Wilt u ook wat koffie of thee?’ Ze slaat zwijgzaam maar vriendelijk af en kijkt neer in haar tijdschrift. Zoals ze ook al jaren doet naar de grond, op zoek naar geld. Net als iedereen heb ik haar vaak genoeg zien lopen in de stad. Op zoek naar iets bruikbaars, of etensresten halen uit de prullenbak bij de McDonalds. Werkelijk nooit een moment bij stil gestaan, dat zo iemand vannacht bij min 6 of minder, misschien wel onder een viaduct slaapt. Niet omdat er geen plek is in het slaaphuis, of omdat ze geen geld heeft voor een bed. Maar omdat ze daar bijna niet kan plassen, zonder dat ze haar spullen kwijt is, als ze terug komt. Omdat zij gemanipuleerd wordt, omdat zij daar stress voelt van de druk van haar omgeving. Omdat zij ook daar zó alert moet zijn, dat ze eigenlijk niet kan slapen en verleidingen moet weerstaan, die wellicht te weerstaan zíjn. Nee, dan liever in een rustige, windstille, stress- en manipulatievrije portiek, bij het Noorderstation.
Ze fascineert mij. Onzichtbaar aan een tafeltje, als een schim, zonder te kijken haar bladzijdes ombladerend. Sommigen totaal niet bewust van de aanwezigheid van Rasta Briltsje. Pratend over daklozen, alsof ze niet strak naast ons zit. Te lezen, te luisteren en te kijken… naar de drukte en beweging, de verbazing en onwetendheid van een groepje welvaarders.
Een onvoorstelbare voorstelling.
(Foto: Fopke Drijfholt)