Je bent mooi, je bent stoer.
Je bent zacht en intens.
Maar verder weet ik het niet, want ik ken je niet.
Je kunt verdwalen in het heden.
Je sloeg een aanzoek af in het verleden.
Maar meer weet ik niet, want ik ken je niet.
Veel liefde verloor jij en meer liefde ken jij.
En je wilt een bioscoop in je tuin.
Maar verder weet ik het niet, want ik ken je niet.
Je kent jezelf en je zoekt jezelf.
Je bent sterk door kwetsbaar te zijn.
Maar ik zou het verder echt niet weten, want ik ken je niet.
Jij bent de sterkste kracht, jij bent van staal.
En je houdt van pannenkoeken in Parijs.
Maar heus, meer weet ik niet, want ik ken je niet.