Een wereldstekker, die moest uiteraard ook mee. Zou eentje met alle landen van de wereld erop, want dat is handig. In Bangkok zag ik twee parallelle streepjes als contact. Ik stak de wereldstekker met de Thailandschuif naar voren erin, totdat ik direct realiseerde dat het gat niet alleen een plat streepje was, maar een combinatie met mijn eigen vertrouwde ronde stekker. Soort van omegavormig was het dus en ik had helemaal geen wereld stekker nodig. Hetzelfde in laos.
En geaard? Nee niet echt. In de wat betere hostels misschien wel maar doorgaans niet. Maar goed, ik ben overal ook maar een paar dagen, dus het is niet echt nodig om geaard te zijn. Toch kun je ook prima in een land aarden zonder dat je op een vaste plek verblijft. Zelfs in hetzelfde dorp. Want ik ben al een paar keer naar een ander hostel verhuisd omdat die gewoon beter was. In Thailand was dat zeker zo. Ik had in iedere plaats de juiste mensen om mij heen, waardoor ik per definitie ook veel beter en sneller kon aarden in een plaats. In Laos ging dit de eerste week een stuk stroever. Ik kon de aansluiting lastig vinden en ik raakte daarmee ook niet echt geaard. Ik voelde me wat eenzaam zoals ik eerder al blogde. Gelukkig veranderde dat in Vang Vieng. Met name door de toffe lui waar ik mee omgehangen en de beest mee uitgehangen heb.
Na een paar dagen moest ik maar weer verder, voordat ik ook daar zou blijven plakken. Ik was weer alleen. De eerste paar dagen in het geheel geen probleem. Ik vond het heerlijk om alles lekker met mijzelf te beleven en huilend door de hemelse landschappen te rijden. Maar toch, na een paar dagen wilde ik ook wel weer een fatsoenlijk gesprek met iemand. Mijn ervaringen delen of over buffels en kalfjes praten. Want die hebben ze bij bosjes hier.
Net als mijn hele reis in het algemeen, had ik ook op de motor al vrij snel weer contact met een toerist. In de grotere steden is het niet heel lastig. Daar heb je al snel en handvol rondlopen. Maar als ik in de middle of fucking Laos in een berg of daldorpje strand, dan ben ik over het algemeen al snel de enige. En de Laotianen zijn zeker heel vriendelijk, maar echt contact maken doen ze niet. Ze glimlachen bijzonder breed, vooral omdat ze mij als blonde stoot alleen, zeer intrigerend vinden. Of ze kijken wat strak en verbaasd, vooral omdat ze mij als blonde stoot alleen, zeer intrigerend vinden. Ik zit in ieder geval wel de hele maaltijd alleen, terwijl de locals met z’n allen vanaf de andere tafel duidelijk over mij praten en geregeld naar mij roepen zodat ze met mij voor de zoveelste keer het glas kunnen heffen.
Maar goed, ook deze eerste dagen kwamen er in Muang La in hetzelfde restaurantje een Duitser en een Zwitser eten en ik nodigde ze uit aan mijn tafel. Zo gemakkelijk gaat dat en je moet ook wel. De dag erna heb ik met de Duitser een super mooie, warme, avontuurlijke en stevige hike gedaan, wat wij beiden in ons eentje niet zouden hebben gedaan. De dag daarna zou de Zwitserse Marc er nog zijn en beiden zouden wij op dag 4 onze weg weer vervolgen. Helemaal prima planning dus.
Totdat ik die ochtend wakker werd en zag dat de Zwitser toch vertrokken was. Slik. Nu ben ik echt de enige toerist in dit gat. Ja ik had er wel een paar meer gezien, maar die zitten heerlijk met z’n allen in een resort verderop, in kamers van $400 per nacht. Beslist een ander slag. Ja stel je voor, een heus resort. Het hele dorp staat niet eens op de kaart, maar het Muang La Resort zeker wel.
Maar dan bekruipt mij weer een gevoel van bijna lichte paniek. Zo nu en dan heb ik dat. Vooral nu ik op de motor aan het stoer doen ben. ‘Woeaaaaaah! Ik moet de komende weken en maanden iedere dag weer in mijn eentje slapen, eten en vermaak zoeken. Ik wil niet nog 3 maanden in mijn eentje van alles vreemds en nieuws doen. Maar gewoon even lekker vertrouwd met de vrouw op de bank met een goeie film en een Passoa jus. Ofzo…
Ach, na een paar minuten is dat ook weer voorbij en de rest van de dag vermaak ik me dan ook wel weer met mijn Ipad en mobiel. Een beetje blogjes schrijven en filmpjes maken enzo.
Toch schoot ik er ’s avonds weer in. Ik lag op bed te denken aan de dag dat ik weer thuis zal komen. Over drie maanden. En hoe ik van anderen weet dat het best lastig kan zijn om dan weer te aarden. Ik bedenk dat ik weer in mijn eigen huis moet wonen. Moet wonen. Dat is het woord dat ik heel bewust gebruik. Ik wil er weg. Nu al. En ik ben nog niet eens terug. In de weken voordat ik op reis ging was ik al duidelijk bezig met afscheid nemen van een heleboel spullen, 14 dozen aan rommel heb ik via de rommelmarkt bij de kringloop achtergelaten. Maar ook van mijn huis nam ik steeds meer afscheid. Ik heb er niets meer mee. Denk ik tenminste, want ik moet nog ’thuis’ komen. Maar wat is thuis. Wat is geaard.
Soms is geaard zijn niet alleen een platte of juist ronde stekker, maar een combinatie van beiden. Of zelfs een geheel andere stekker. En voor de één is een bepaalde omgeving of huis nodig om goed te kunnen aarden en voor de ander zijn het de mensen die maken dat je goed kunt aarden. Voor mij zijn dat op dit moment, al reizende, zeker de mensen. Als ik geen aansluiting voel met iemand in mijn buurt, dan voel ik automatisch ook minder aansluiting met de omgeving. Zoals ik eerder al benoemde maakt dat ook dat ik de schoonheid van de natuur en cultuur over het hoofd kan zien, tenzij ik daar een bewuste keuze in maak. Maar dan nog is een omgeving voor mij per definitie waardevoller met een persoon erin waar ik een band mee voel, dan zonder.
We zullen zien of ik snel weer kan aarden eenmaal terug in Grunn. En of ik daar een vaste woonplek voor nodig heb of alleen mijn vrouw en een club toffe vrienden en familie om mij heen. Op welke plek dan ook. Maar het idee dat ik langer dan een dag of 4 in mijn eigen huis moet gaan zitten, word ik nu al benauwd van. Sterker nog, het begint op schiphol al. Dat ik het vliegtuig uit stap en op zoek ga naar mijn backpack. En als ik die dan op mijn rug gehangen heb en mijn andere tasje op mijn buik heb hangen, dat ik dan ineens besef dat ik dan echt klaar ben met mijn reis. Dat ik mijn vrouw en mijn familie weer ga zien. Dat ik binnen een paar uur weer terug ben in mijn eigen vertrouwde omgeving. En dat ik eigenlijk verheugd zou moeten zijn, wat ik uiteraard ook ben, maar dat het tegelijk ook gevangen voelt. Dat de armen van mijn vrouw en van mijn ouders zo liefdevol voelen, maar tegelijkertijd mij ook als een net omarmen. Een net dat zich sluit om mijn vrijheid heen. Mij weer vangt in de sleur van het Hollandse, werkende, verplichtende, (over)verantwoordelijke leven. Dat leven dat ik een half jaar lang heb ontvlucht. Alles is nog hetzelfde. Vertrouwd is lang niet altijd veilig.
En ik ben nog niet eens terug. Ik mag nog 3 maanden genieten van deze vrijheid, voordat ik weer onder het juk van dat benauwde leven terug kom. Tenzij ik anders kies. Maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Het is een keuze zegt mijn moeder dan. Als je het écht wilt, dan kies je dat gewoon. Gewoon. Gewoon. Gewoon. Hoor je de echo? Die hoor ik al jaren. Van mijn moeder, mijn therapeuten, sommige vrienden, mijzelf. Gewoon doen. Niet laten leiden door mijn angsten maar gewoon doen en ervaren dat het anders kan.
Nou, we zullen zien als ik terug kom. Eerst maar gewoon volop genieten van de komende 3 vrije, verplichtingloze, onverantwoordelijke maanden.
Ach, ik moet ook maar gewoon gaan slapen nu. En ophouden met denken. Ik lig al bijna 2 uur te woelen en te typen wat er allemaal in mijn brein voorbij komt. Ik woel nooit. Vraag mijn vrouw maar, die kan soms niet eens tot 10 tellen en ik slaap al. Ik schok en paar keer en zucht diep en weg is Jessie. Maar vanavond niet. Ik voel me onrustig en verdrietig. Ik mis mijn vrouw. Maar misschien moet ik ook gewoon ongesteld worden.
(Muang Kua, Laos)