Inderdaad, als ik na 7 uren in een verroeste, lawaaierige, veeeeel te hard rijdende, locale kutnachtbus, om 7 uur ’s ochtends aankom, dan is mijn eerste prioriteit zeker wel een ‘plankton-tour’ of een tuktuk naar de waterval. TYF OP! Nee! nee! neeeeeeee! Ik wil alleen maar mijn tas uit het ruim hebben.
Oh, die liggen al in een grote berg op straat, met alle tuktukdrivers ertussen te drammen. Handig dan, zo’n bonnetje met een nummertje om mijn eigen tas terug te kunnen krijgen. Meestal kan ik er wel om lachen, maar soms, heel soms word ik ZÓ gigantisch opgefokt van al die geile kuttukkutters.
De bus is gestopt. Ik open mijn ogen en ik zie een paar mensen uitstappen. Het is nog donker dus we zijn nog niet in Phnom Penh. Op de heenweg naar Siem Reap waren we er tegen 7 uur en was de zon al lang op. Bijzonder mooi om al rijdend bij wakker te worden overigens.
“Euh, excuuuuuse me, where are we?” Phnom Penh. Oh crap! We moeten eruit. “Iris, wakker worden. We zijn er al.” Zo, die heeft een partij in coma gelegen zeg. In een te klein bedje, verkeerd om met de benen omhoog, armen soort van om haar nek heen gevouwen, hoofd schuin naar achteren, mond open en met een regelmatig kermend oergeluid. Er lag nog net geen kwijlstreepje langs haar wang. ‘Doornroosje, we zijn er al.’
Tegen het voorraam aan zie ik een tuktukdriver geplakt met zijn hand boven zijn ogen naar binnen loerend, terwijl hij met scherpe stem klanten probeert te groomen. ‘Tuktuk!’ ‘Tuktuk!’. We zijn nog niet eens wakker gast. Hou je kop!
We proberen uit te stappen, maar er staan direct drie groomers voor onze neus. Nou ja, voor onze borsten, want zo groot zijn ze niet. Normaal negeer ik ze of ik zeg herhaaldelijk ‘no’ of soms ‘no thanks’. Dat hangt af van mijn humeur en van de vastberadenheid van de groomers. Maar ook dat weerhoudt de ‘die hard’ groomer er niet van om het gewoon nog 4x te vragen. ‘Where you go?’ ‘Gaat je geen reet aan’ zeg ik in het Nederlands.
Zijn collega pal naast hem stond er met z’n neus bovenop hoe ik de eerste tuktukdriver afpoeierde, maar hij denkt een beter resultaat te krijgen. ‘Where you go?’ ‘That’s a secret’ zeg ik. Je ziet hem wat verbaasd kijken en hij vraagt nogmaals ‘Where you go?’ ‘We are on a secret mission’. De tukkutter lacht en taait wat verward af. Ha! Het werkt!
De derde. ‘Tuktuk?’ Ik negeer hem. ‘Where you go?’ ‘That’s a secret’ en ik loop door. Geen tweede poging.
Onze tassen zien we niet tussen de stapel op straat liggen en het ruim is leeg. Tijdens de tussenstop vannacht hebben ze een aantal tassen naar binnen verplaatst, dus misschien liggen ze achterin de bus. Direct voor de laatste twee slaapbedden overdwars. Dus als de hel los breekt omdat we op het evenwichtspunt van de bus boven een afgrond hangen, dan kunnen de achterste twee mensen er niet uit zonder eerst over zeker 5 hoog gestapelde backpacks heen te kruipen. Gelukkig hebben ze geen Arbo hier, want ik kan ook de straat zien door de 3 centimeter grote kier bij de voordeur en de twee voorste ramen zijn volledig versplinterd, maar worden bij elkaar gehouden door plakband.
Oh ja, de tassen, hoe ga ik in vredesnaam daar achterin komen? Iedere vorm van systeem of organisatie ontbreekt. Het gangpad geeft absoluut geen ruimte om te passeren en er blijven mensen de bus uitkomen. Ook blijven er mensen proberen de bus weer in te komen, die al snel weer terug lopen om de naar buiten komende passagiers eruit te laten. Eigenwijs dat ik ben, doe ik toch een poging. Ik denk wel over de stoelen heen te klimmen. Fout. Die reiken bijna tot aan het plafond, dus ook Jessie gaat onverrichtte zaken weer naar buiten. Weer langs dezelfde kuttukkers, die lekker alles opnieuw proberen. Iedereen is wat verward. Niemand verteld wat. Ze komen zelfs mij vragen wat de bedoeling is. Ik zal er wel alwetend uit zien.
Druppelgewijs wordt duidelijk dat de helft blijkbaar moet overstappen op een andere bus. Een kwart mag blijven zitten en de rest heeft de eindbestemming bereikt, zoals wij. Maar wie bij welk deel hoort, is voor de meesten niet echt duidelijk. Iedereen is zijn tas kwijt en iedereen laat zich met zijn slaperige kop, opfokken door die achterlijk drammende tukkutters om half 6 ’s ochtends.
Iris en ik besluiten om maar gewoon even zwijgzaam maar alert af te wachten. Gelukkig zijn wij op onze bestemming en hoeven wij niet meer te gaan zoeken naar de volgende bus, want ik vermoed dat niemand gaat vertellen waar deze staat. De chaos lost waarschijnlijk vanzelf wel weer op. Dat doet het altijd. En och, we hebben ook eigenlijk geen haast. Sterker nog, ik heb nog zo’n 2 maanden de tijd.
Yes, daar komen onze tassen aan. Blijkbaar zaten ze aan de andere kant van het ruim. We hebben gelukkig onze spullen weer. Even kijken aan welke kant de minste tukkutters staan, dan kunnen we daar zo snel mogelijk voorbij lopen.
“You walk?” Goed gezien mister Pancake. “But very far.” Flikker op gast! Ik heb Google Maps in de hand en het ziet er 3 straten verder verdacht veel uit als een centrum. Die denken dat wij van die kuttoeristen zijn die dit voor het eerst doen. Iris en ik lopen snel door en zoeken eerst een restaurantje op. Vaste prik inmiddels. Eerst koffie, thee en ontbijt en ondertussen wifi en zoeken naar een hostel. Ik heb al zoveel backpackers ontmoet die iedere keer van te voren een hostel booken. Dat kan met geen mogelijkheid zo bevredigend zijn als ‘on the spot’ een goed en goedkoop hostel vinden.
Ik heb nog niet één keer vooraf geboekt en het bevalt mij prima. Vaak zitten er een zwikje hostels bij elkaar in de buurt dus als de ene mijn niet bevalt loop ik door naar de ander. Online kloppen de foto’s ook vrijwel nooit met de werkelijkheid. Maar goed, eerst koffie. Vooral voor Iris, want dat is een echte ‘rott’n bitch’ aan het worden. Gelukkig zijn we net op tijd, vinden we gemakkelijk een wifi-restaurant en even later ook dicht in de buurt een prima hostel. We hebben de hele dag nog voor ons, want het is nog geen 7 uur.
Heerlijk zo’n nachtbus.
(Siem Reap, Cambodja)